Waar wil ik eigenlijk heen met mijn studie psychologie aan de Open Universiteit? Die vraag krijg ik regelmatig en het korte antwoord is dat ik daar nog niet uit ben. Deze studie geeft me straks veel opties. Welke optie het beste bij mij past, ben ik nog aan het ontdekken.
Eind november was er een studentendag voor de opleiding. Ik volgde leerzame lezingen en interessante workshops, maar wat me nog het meest heeft gebracht, is de informatiestands die waren opgezet rondom de verschillende mastervarianten. Ik ben nog lang niet toe aan het kiezen van een master, maar oriënteren kan nooit kwaad, toch?
Ik twijfelde heel erg over welke richting ik straks op wil gaan. Het onderzoeksveld valt af. Hoewel ik 11 jaar in de research heb gewerkt en daar veel heb geleerd, ligt mijn interesse meer in de breedte dan in de diepte. Ik werk graag breed en vind het heerlijk om één op één met cliënten te werken en ik zie mezelf dat nog wel een hele tijd doen. Daarbij vind ik de complexiteit van volwassenen interessanter dan werken met jonge kinderen, dus zie ik mezelf ook niet zo snel richting jeugdzorg gaan.
In mijn hoofd speelde het idee dat je, om met cliënten te kunnen werken, klinische psychologie moet doen. Ik dacht dat je, als je een eigen praktijk wil hebben, per se GZ-psycholoog moest zijn en dat je daar alleen maar kon komen via klinische psychologie of met flinke omwegen. Problematiek zoals verslaving, depressie, angsten spreekt me echter minder aan.
Op de informatiemarkt van de studentendag heb ik daarom specifiek bij de verschillende masters eens nagevraagd wat je nou eigenlijk kan met de masters en waar het verschil ligt tussen wat zij doen en klinische psychologie. Zeker het antwoord bij de stand van levenslooppsychologie voelde goed!
Ten eerste gaven ze aan dat je ook met levenslooppsychologie GZ-psycholoog kan worden of op een andere manier in de gezondheidszorg terecht kan komen. Dat is dus niet alleen voorbestemd voor studenten van de klinische master.
Daarnaast is het uitgangspunt van levenslooppsychologie heel anders dan dat van de klinische psychologie. Waar klinische psychologie laatste vooral vanuit problematiek een aanpak zoekt, kijkt levenslooppsychologie juist naar de sterke kanten van de mens. De focus ligt op wat al positief is en hoe dit verder versterkt kan worden.
Dat is een uitgangspunt dat helemaal resoneert met alles waar ik voor sta. Toen ik nog in loondienst was, vond ik het al irritant dat er tijdens functioneringsgesprekken zo gehamerd werd op je zwakheden, op wat je echt nog verder moest ontwikkelen. De reden dat je die zwakheden hebt is namelijk vaak omdat het je weinig energie brengt om daarmee bezig te zijn.
Bij de kerntalenten methode zijn juist je sterke kanten belangrijk. Natuurlijk is het goed om te weten welke kerntalenten je klein hebt, dan weet je immers waar jij niet van ‘aan’ gaat en wat je zo min mogelijk in je leven wil hebben. Maar uiteindelijk is jouw startpunt je sterke kerntalenten, die taken waar jij graag mee bezig bent, die jij graag oppakt. Wat dat betreft is de methode bij uitstek een perspectief dat uitgaat van de positieve kant van het individu. Het is niet voor niets dat ik deze methode wilde beheersen, ik houd van positiviteit als uitgangspunt.
Zoals ik al schreef, heb ik nog even de tijd voordat ik moet kiezen. Maar het gesprek met de mentor van de master levenslooppsychologie heeft me wel goed gedaan. Ik ga me de komende tijd zeker verdiepen in wat die master allemaal te bieden heeft en ik ben heel benieuwd of dit over een paar jaar mijn master wordt!